Spoorzoeken moeilijk? Nee, hoor! En al helemaal niet als je weet waar je nu eigenlijk op moet letten. Met deze tips vind ook jij tijdens je volgende wandeling verrassend snel massa’s sporen in het bos.
De kans is groot dat je bij het woord ‘sporen’ automatisch denkt aan pootafdrukken, ofwel ‘prenten’ in het jargon. Toch valt er nog een veel groter arsenaal aan sporen te ontdekken in het bos dan alleen maar afdrukken van poten, klauwen of hoeven – zelfs een molshoop of een veertje telt als spoor.
Ook deze zaken vertellen je dat er een wild dier gepasseerd is:
Let tijdens je volgende wandeling extra goed op al deze signalen, dan vind je zonder twijfel een heleboel aanwijzingen van wildlife.
Op de vraag wanneer je nu het best sporen gaat zoeken, is het antwoord kort: spoorzoeken kan op elk uur van de dag, zelfs ’s nachts. Toch blijft het allerbeste moment voor een sporentocht nog steeds heel vroeg in de ochtend. Veel dieren zijn immers extra actief bij valavond, tijdens de nacht en bij het aanbreken van de dag. Hoe vroeger jij op pad gaat, hoe meer kans je dus maakt op ongeschonden sporen. Ga je later op de dag, dan loop je het risico dat andere wandelaars en joggers de sporen al uitgewist of (onbedoeld) vertrappeld hebben.
Sporen komen letterlijk voor op honderden plaatsen en manieren – hoog, laag, opvallend, gecamoufleerd, klein, groot… – maar op sommige plekken maak je nét iets meer kans dan op andere. Stap dus vanaf nu nooit meer voorbij deze plaatsen zonder er eerst een spoorzoekersblik op te werpen:
Kinderen hebben van nature oog voor het kleinste detail – veel meer dan wij, volwassenen, die dat vaak al lang verleerd zijn. Bovendien zijn kinderogen nog jonger, waardoor ze letterlijk meer licht vangen. Dat is trouwens ook de reden waarom kinderen zo goed zijn in sterrenkijken: het kan goed zijn dat zij met hun arendsblik sterren spotten die jij met de beste wil van de wereld niet kan zien. Heb je zin om je tocht wat interactiever te maken? Neem dan een kinderverrekijker, loepje of vergrootglas en een zoekkaart of veldgids met sporen mee. Zo breng je het bos echt helemaal tot leven!
Aan de vorm van een hol kan je afleiden welke bewoner erin huist. Zo is de ingang van een dassenhol breed en plat, net zoals de das zelf laag op zijn poten staat en dicht bij de grond loopt. Een vos staat eerder hoog op zijn poten, daarom is ook zijn hol hoger en smaller.
Vind je een heleboel konijnenkeutels naast elkaar? Dan ben je bij de latrine van een konijnenhol, zeg maar het konijnentoilet beland. Zit je dan ook nog eens in een heideachtige of zanderige omgeving? Kijk dan zeker uit naar kleine gaatjes in het zand. Het zou zomaar eens kunnen dat je op het hol van een driehoornmestkever bent gestoten. Deze kevers gebruiken namelijk konijnenkeutels om hun larfjes mee te voeden – en daar hebben ze er enorm veel van nodig: om één babymestkever groot te brengen, volstaan niet minder dan dertig keutels. De driehoornmestkever zelf zal je waarschijnlijk niet spotten, want die is vooral ’s nachts actief.
Haa, de drol, een spoorzoekersaanwijzing bij uitstek. Vos en marter leggen hun drollen meestal heel prominent ergens bovenop, bijvoorbeeld op een boomstronk of heuveltje. Een vossendrol is ‘opgedraaid’ van vorm, met aan het eind een puntje. Soms zie je er nog dekschilden van kevertjes in zitten en het ruikt ook vaak erg muskusachtig in de buurt van een vossendrol of -hol. Ze leggen hun drollen zo opvallend neer om hun territorium af te bakenen, net zoals de das met zijn mestputjes zegt: ‘Dit stuk land is van mij, afblijven!’ Bijzonder weetje: plas en poep van vogels komt uit één en hetzelfde gaatje, de cloaca. Daarom zien we meestal ook maar één ‘splash’ van onze gevederde vrienden.
LET OP: Raak een drol nooit aan met je handen! Er kunnen eitjes van de vossenlintworm in zitten, of andere dingen waar je ziek van wordt. Doe je het per ongeluk toch, was of ontsmet je handen dan meteen heel grondig!
Ook lege eierschalen vertellen veel meer dan je zou vermoeden. Kwam de vogel op een natuurlijke manier uit het eitje? Dan zal je zien dat de schaal mooi doormidden gebroken is en dat het vliesje naar buiten toe is opengeplooid. Werd het ei leeggegeten door een grotere vogel, vos of marter? Dan zit de rand van de schaal van buiten naar binnen geplooid.
Vind je een veer met een ‘knakje’ aan de onderkant van de pen? De kans is groot dat een roofvogel de veer uit zijn slachtoffer heeft geplukt. Heeft de veer eerder een recht afgesneden uiteinde? Dat is allicht het werk van een zoogdier, zoals een vos.
Zelfs de manier waarop een denappel of sparappel werd afgeknaagd, vertelt je wie van de zaadjes binnenin heeft zitten smullen. Zijn de schubben heel netjes, minutieus en bijna tot bovenaan afgeknabbeld? Dat is het werk van een muis. Een eekhoorn eet ook denappels, maar die doet het heel rommelig en rafelig, en halverwege zijn maaltijd stopt hij er al vaak mee. Die denappel is dus niet tot bovenaan leeggegeten. Andere vogels en dieren maken nog andere knabbelsporen.
Vind je onder een boom enkele drolachtige dingen bij elkaar? Dan heb je misschien braakballen van een uil gevonden. Zo spuugt hij er elke 24 uur ongeveer eentje uit. In een braakbal zitten de onverteerbare resten van de prooi: botjes, haren of veren. Ook andere vogels, zoals meeuwen en buizerds, produceren braakballen.
Natuurlijk is het ene spoor het andere niet en zelfs kenners twijfelen wel eens. Het kan immers gebeuren dat een braakbal verdacht veel weg heeft van een drol, of dat je de pootafdruk van een uit de kluiten gewassen reebok verwart met die van een klein everzwijn, of de prenten van een vos met die van een hond.
Twijfel je over een gevonden spoor? Maak er dan altijd voldoende foto’s van. Zo kan een expert jou beter helpen. Je maakt het best (minstens) drie foto’s:
Leg eventueel een referentie naast het spoor om de afmetingen beter te kunnen inschatten: een meetlatje, een sleutel of gewoon je hand. Zo kunnen experts je spoor achteraf vlotter determineren.
Tegenwoordig bestaan er heel wat degelijke determinatie-apps, zoals het geweldige ObsIdentify. In deze app upload je gewoon een foto, waarna je meteen te weten komt wat je gevonden hebt. Extra handig: je kan je foto meteen daarna, via de app, of rechtstreeks op de website, invoeren op www.waarnemingen.be, het grootste natuurplatform van België en Nederland. Voor Franse flora kan je terecht op Pl@nt Net. Die apps zijn echte aanraders: jij leert in één klik iets bij, en dankzij jouw bijdrage kunnen onderzoekers beter in kaart brengen welke soorten waar voorkomen
Als je een beetje weet waar je moet zoeken, vind je in onze bossen echt verbazingwekkend snel en veel sporen van reeën.
Vooral de typische pootafdrukken – twee vrij smalle streepjes, aan één kant puntig, aan één kant afgerond – vallen goed op als je ze een keer hebt gezien. Zeker in half-opgedroogde modder kan je ze goed zien, en vaak lopen de sporen ook dwars over de weg. Reeën volgen natuurlijk niet altijd onze menselijke paden.
Een ree laat soms ook subtiele boodschappen achter aan dunne, jonge boompjes. Spot je een rafelig stuk op de bast, dan heb je veegsporen van de reebok gevonden. Elk jaar valt het gewei van zo’n reebok er immers af. Een tijdje later groeit er een nieuw gewei, maar dat kan wel eens jeuken. Daarom wrijft hij zijn kersverse hoorns tegen een boom, waardoor hij het zachte deel van zijn gewei eraf schraapt. Tegelijk is het een manier om geursporen achter te laten.
Tot slot weet je ook aan stukken platgeduwd gras of een ‘bed’ van blaadjes dat daar misschien wel enkele reetjes hebben gerust. Misschien vind je er ook wel keutels van een ree? Ze zijn klein, eikelvormig en hebben bovenaan een puntje.
Heb je de smaak van het spoorzoeken te pakken en wil je je werkterrein uitbreiden? Fotografe Ann Cools vertelt je hoe je haar 5 favoriete wilde dieren in Europa kan spotten.
Wil je zelf ook mooie sporen achterlaten? Trek dan stevige stappers aan voor je spoorzoektocht! Wij helpen je met het kiezen van het beste paar wandelschoenen voor al je avonturen.