Eén zwaluw maakt de lente niet. Maar een hele zwaluwkolonie wél! Daarom vertellen we het verhaal van een zwaluwexpert én drie anderen die voor een mooie lente zorgen...
In de lente verschijnen de eerste zwaluwen! En daar hebben ze flink hun best voor gedaan. “Zwaluwen brengen de winter door in Afrika en vliegen in het voorjaar weer helemaal terug naar Europa”, legt zwaluwexpert Patrick Claeys uit. “Mensen die jaarlijks zwaluwen hebben die bij hen nestelen, kijken oprecht uit naar de terugkeer. Voor hen begint de lente pas écht als ‘hun’ zwaluwen weer in het land zijn.”
Zelf is Patrick Claeys één van die mensen. Zijn interesse voor deze sierlijke vogels vloeide voort uit het jaarlijkse bezoek van zwaluwen aan zijn woning. Iedere lente hangt hij naast zijn voordeur enkele kunstnesten op. Traditiegetrouw nestelen verschillende zwaluwfamilies zich daarin en observeert hij hoe ze leven. “Twee van onze kunstnesten zijn voorzien van een ingebouwde mini-camera. Dat levert mooie beelden op van hoe het er in hun nest aan toe gaat.” Intussen geeft Patrick lezingen over zwaluwen en inventariseert hij zwaluwtillen in Vlaanderen.
Een huiszwaluweitje weegt 1,7 gram: dat is minder dan een A5-blaadje.
Deze vogels zijn de ideale insectenbestrijders! Wanneer er jongen zijn, kan één boerenzwaluw tot wel 50.000 insecten per week vangen.
Een moddernest huiszwaluw telt 1000 tot 1500 modderballetjes.
Even een lesje zwaluwkunde! Want hoe spot je deze zwierige luchtacrobaten? “In België leven huiszwaluwen, boerenzwaluwen en oeverzwaluwen,” somt Patrick op.
• De boerenzwaluw: “Dé manier bij uitstek om de boerenzwaluw te herkennen is zijn lange gevorkte staart en roodbruine kin, keel en voorhoofd. Ze maken vaak hun nest in een stal met dieren, in de buurt van weilanden.”
• De huiszwaluw: “De huiszwaluw is zwart-wit, wat hem de bijnaam ‘nonnetje’ oplevert, en heeft een witte vlek op zijn rug. Ze wonen meestal onder een overstekende rand van een gebouw of onder een brug.”
• De oeverzwaluw: “Dit is de kleinste zwaluw. Hij is grijsbruin met een witte buik en kin, en met een bruine borstband. Hij maakt zijn nest in steile rivieroevers, want water trekt hem aan.”
‘Vliegt de zwaluw laag, er komt gauw een regenvlaag.’ Is dat tegeltjeswijsheid of pure waarheid? Volgens Patrick blijkt die weerspreuk te kloppen: “Zwaluwen vliegen laag als het koud en nat is, en vliegen hoog bij zonnig en warm weer. Dat doen ze omdat het insecteneters zijn. En die insecten gaan lager vliegen als er minder stijgende lucht is. De lucht stijgt pas als hij opwarmt. Dus bij goed weer worden de insecten meegevoerd met de opstijgende warme luchtstromen. Bij koud weer vliegen de insecten laag.”
Je kan trouwens nog meer weerberichten afleiden uit het gedrag van de zwaluwen: “Bij naderend onweer vliegen zwaluwen daar in groep heen. Insecten worden niet graag nat, dus vluchten ze voor de bui. Daarom vliegen er voor een onweerswolk veel meer insecten dan gewoonlijk. Zwaluwen weten dat en profiteren er volop van.”
• Zie je vaak zwaluwen in de buurt vliegen? Huiszwaluwen kan je aantrekken door kunstnesten op te hangen. Hang er minstens twee, want ze vormen het liefst kolonies.
• Bloemenperkjes of -velden trekken heel wat insecten aan: de favoriete maaltijd van deze vogels. Hoe meer bloemen, hoe meer insecten en hoe groter de kans op zwaluwen.
• Het nest van de boeren- en huiszwaluwen bestaat vooral uit modder. Een modderpoel aanleggen kan helpen om de vogels uit te nodigen.
• Heb je een stal? Dan verblijft de boerenzwaluw daar graag, zolang hij à volonté in en uit kan vliegen. Een opening van 25 op 25 cm is al voldoende.
De lente en bloemen worden onlosmakelijk aan elkaar gekoppeld. “Lentebloemen zijn de eerste bloemen na een lange tijd zonder. Dat is een beetje zoals wanneer je iets lekkers gaat eten wanneer je reuzegrote honger hebt: dat levert blijdschap op”, verklaart bloemenboerin Kaat Segers. Waarom zij bloemenboerin is? “Omdat ik vrolijk word van bloemen! En omdat de mensen voor wie ik bloemen teel er ook zo vrolijk van worden.”
Bij bioboerderij Loof & Bezen worden groenten, fruit en snijbloemen geteeld. “Samen met 2 andere boeren zorg ik voor het veld en wat erop staat”, vertelt Kaat. “Het oogsten doen we niet zelf: dat doen onze leden.” Eh, leden? “Mensen uit de buurt kunnen lid worden van onze boerderij. Ze nemen een abonnement voor fruit, groente en/of bloemen en mogen zelf plukken en oogsten.”
“Onze leden mogen van april tot oktober wekelijks een vers boeket plukken. In de lente staan er narcissen, tulpen, ranonkels, korenbloemen, juffertjes-in-het-groen, goudsbloemen, duizendschoon, ridderspoor… De ene keer stellen mensen een boeket samen in één kleur, de week nadien bundelen ze alle kleuren van de regenboog in één tuiltje. Als je zelf plukt, krijg je de kans om volop te experimenteren: van een strak boeket tot lekker wild, van een kort boeket tot lange stelen in een hoge vaas – het is allemààl mooi! En er zijn telkens nieuwe bloemen rijp om geplukt te worden, dus elke week zijn er nieuwe kleurenpaletten beschikbaar.” Ze voegt er lachend aan toe: “Bij het plukken ontstaat vaak een soort gulzigheid, een drang om alles mee te pakken, omdat ALLES zo mooi is.” Een gouden tip voor het ultieme lenteboeket heeft Kaat niet: “Ik raad mensen aan om goed rond te kijken en hun hart te volgen bij het plukken.”
Wil jij 25 weken lang elke week een vers boeket plukken? Neem dan een bloemenabonnement bij Loof & Bezen of bij een andere plukboerderij in jouw buurt.
• Snij de bloemstelen schuin af voor je de bloemen in water zet.
• Ververs regelmatig het water in de vaas.
• Zet bloemen niet in de felle zon of in de tocht.
• Zet een boeket nooit naast de fruitschaal, want met rijpend fruit in de buurt verwelken ze sneller.
Wil je graag een kleurrijk tafereel in je tuin of in de potten op je terras? Dan zaai je makkelijk zelf de fleurigste bloemen. “Vanaf dat je lentekriebels voelt, is het moment rijp om te zaaien”, weet Kaat. “Dat kan tot eind juni, want sommige bloemensoorten kunnen niet tegen vorst, dus moet je iets langer wachten. Lees goed de verpakking: daarop staat precies wanneer je je bloemen best zaait.”
Je kan zaadjes binnen ‘voorzaaien’ in kleine potjes met potgrond, wachten tot ze ontkiemen en ze dan verhuizen naar buiten. Die methode is de handigste om onkruid de baas te blijven. Het alternatief? Strooi je zaadjes meteen in de tuin, alle soorten door elkaar. Zo creëer je een wild effect.
In de lente is het tijd om de eerste zonnestralen te pakken, frisse lucht op te snuiven en de lokale speeltuinen te (her)ontdekken. Waar die laatste vroeger vooral bestonden uit felgekleurde speeltuigen uit kunststof, duiken de voorbije jaren steeds meer houten speeltuinen uit duurzaam materiaal op. Dat bevestigt ook speeltuinontwerper Jo Ampe van SpeelsR: “We kiezen zoveel mogelijk voor hout uit eigen streek, zoals duurzaam robianahout en inheems eikenhout. Die houtsoorten vergrijzen op een gelijkaardige manier en geraken zo geïntegreerd in de omgeving. Op die manier wordt zo’n speeltuin één geheel met de natuur.”
Als kind bouwde Jo al avontuurlijke parcours in het zand in de tuin van zijn familie. Urenlang speelde hij met zijn broers buiten. En die passie voorbuitenspelen en constructies bouwen is alleen maar gegroeid. Een carrière als speeltuinontwerper past hem dus als gegoten.
“In ons ontwerp bewaren we zoveel mogelijk de bestaande structuur van het terrein”, legt Jo uit. “De aanwezige paden en beekjes integreren we tot een avonturenparcours met boomstammen en gekapt hout om zelf een kamp te bouwen, we maken netbruggen over het water heen, we laten kinderen met een touw een heuvel afklimmen... We voegen dus elementen uit natuurlijk materiaal toe, maar spelen daarbij in op de bestaande omgeving. Liefst zo ruw en wild mogelijk, om mensen terug in de natuur te brengen.”
Naast natuurbeleving en duurzaamheid, legt Jo bij zijn ontwerpen het accent op beweging.
“In onze speeltuinen leren kinderen omgaan met hun eigen lichaam. Dat is een leerproces: een kind moet gevaar leren herkennen en de mogelijkheden van zijn eigen lichaam ontdekken. Een speeltuin is daarvoor de perfecte omgeving, want wij bouwen toestellen in functie daarvan.”
“De vogelnestschommel mag nergens ontbreken”, vindt Jo. “Dat is een soort mand die aan 2 of 4 armen ophangt. Daar kunnen speelvogels van 2 tot 77 jaar zich mee amuseren. Het schommelt maar is niet te wild. Een klein kind kan erop spelen zonder zich te bezeren. En ‘s avonds komen tieners daarin chillen. Ik vind het een absolute topper!”
Op deze 5 speeltuinen van SpeelsR kunnen je pagadders naar hartenlust ravotten:
• Het Zeen in Sterrebeek: Je kinderen kunnen ongestoord de boel op stelten zetten in deze natuurlijk geïntegreerde speeltuin. Dé plek om te klimmen, klauteren, tipi’s bouwen en fantaseren. Dit pareltje werd bekroond met een prestigieuze prijs. Need we say more?
• Rood klooster in Brussel: In dit natuurreservaat, grenzend aan het Zoniënwoud, vind je een piratenboot, een afgesloten speeltuin voor de kleinere kinderen en een natuurspeeltuin. Ideaal om te combineren met een wandeling en een bezoek aan de kinderboerderij.
• Het Rivierenhof in Antwerpen: Klimmen, glijden, schommelen en een kabelbaan: urenlang speelpret verzekerd in deze grote speeltuin, inclusief een ruim terras met zicht op je spelende kinderen.
• Olifantenverblijf in Planckendael: Naar dit dierenpark ga je niet enkel om de dieren te bewonderen, maar ook om je uit te leven in het belevingsparcours bij de olifanten. Ook een aanrader: de speeltuin ‘voor gevorderden’ aan restaurant De Ooievaar, die bestaat uit een wirwar aan houten balken en netten. Nood aan nog meer avontuur? Klauter dan midden in Azië het lindenbos in en wandel door de bomen, op 14 meter hoogte!
• Steytelinckpark in Antwerpen: Hier tref je een speelzone voor peuters en kleuters met uitdagende netbrugjes, zand, verschillende glijbanen, veerfiguren, vogelnest- en andere schommels … Grotere kinderen leven zich uit in de avontuurlijke speelzone met klimspin, klimtoren, schommels, hoge glijbaan en touwenparcours.
Tijdens de eerste lentedagen duiken ook de eerste bijen weer op, op zoek naar nectar en stuifmeel. “Bijen beginnen te vliegen vanaf dat het kwik boven de 10 graden stijgt. Dat kan dus zelfs al in de winter, maar dan is er nog niet veel stuifmeel te vinden”, weet imker Marc De Bont. Zijn bijen-hobby groeide jaren geleden uit naar een volwaardige dagbesteding: met een 24-tal bijenkasten heeft hij zijn handen vol.
Marc startte 20 jaar geleden met imkeren. “Daarvoor kochten wij onze honing in de winkel. We aten toen al een pot honing per week.” Door zijn werk bij de brandweer kwam hij met imkeren in aanraking en toen de plaatselijke imkersvereniging een beginnerscursus organiseerde, schreef hij zich meteen in. “Ik word rustig van mijn bijen”, verklaart hij. “Dat kan niet anders, want je mag bij bijen geen bruuske bewegingen maken. En als imker ben je vanzelf veel met de natuur bezig: met het verbeteren van je drachtgebied, met bloemen zaaien… Kortom: met het verzorgen van je ‘bijenweide’.”
“Wanneer de honingbij uitsterft, heeft de mens nog maar vier jaar te leven”, sprak Albert Einstein ooit. En ook volgens Marc zijn bijen onmisbaar. “Het belangrijkste aspect van bijen is niet hun honing. Maar de economische waarde van bijen loopt tot in de honderden miljoenen euro’s. Denk maar aan fruit, groenten, bloemen: dat moet allemaal bestoven worden door deze dieren.”
Even een misverstand uit de doeken doen: “Niet alle bijen maken honing. Dat doen enkel honingbijen. Solitaire bijen maken geen honing maar bestuiven wel bloemen en planten”.
“Honingbijen leven in een kolonie. Om te overleven hebben ze wintervoeding nodig, daarom verzamelen ze nectar en maken ze er honing van. Ze bewaren die in een rad in hun bijenkast. Door de honing uit de kast te halen, neemt de imker eigenlijk hun wintervoeding weg.” In ruil helpt hij de bijen met voedingsstoffen in de vorm van suikersiroop of suikerdeeg. “Eén bijenkast heeft ongeveer 15 kilo suiker nodig om de winter door te komen. Een imker zal trouwens nooit alle honing wegnemen uit een kast, want dat is te belastend voor de bijen.”
“Honingbijen van dezelfde kast vliegen naar dezelfde planten. Ze communiceren met elkaar en vertellen elkaar waar er iets lekkers te halen valt. De speurbijen gaan op zoek, proeven en laten ook de andere bijen van de kolonie van hun vondst proeven. Door middel van een ‘dans’ melden ze elkaar op welke plek ze moeten zijn.”
Het soort nectar die de bijen verzamelen, bepaalt de smaak van de honing. “Halen de bijen nectar bij koolzaad, dan krijg je koolzaadhoning, die bijna wit van kleur is. Bijen die nectar halen bij kastanjebomen maken kastanjehoning, met een donkere kleur. En die verschillen proef je!”
Wie graag meer wil weten over bijen, is welkom voor een bezoek (op afspraak) bij imkerij De Bonte Bie. Heb je interesse om zelf imker te worden? Dan kan je terecht bij de Imkerbond voor informatie en cursussen.
• Tuinier gifvrij: vermijd chemische bestrijdingsmiddelen, want ze zijn schadelijk voor bijen.
• Imperfect is perfect: je tuin hoeft er niet piekfijn uit te zien. Maai je gras wat minder vaak en voorzie bijvoorbeeld een plekje met blote aarde. Een vierkante meter is al voldoende om zandbijen te lokken.
• Zorg voor huisvestingsmogelijkheden: plaats een bijenhotel op een zonnige plek met de opening naar het zuiden. Solitaire bijen nemen graag hun intrek in de buisjes van het hotel en leggen er hun eitjes in. Zo’n hotel kan je kopen maar ook makkelijk zelf maken door een reeks gaatjes te boren in een houtblok.
• Bijenvriendelijke bloemen: Leg een bloemborder aan, zaai een bloemenweide of kies voor nectargevende of stuifmeelgevende struiken. Zo creëer je het ideale bijenbuffet. Zzzzzo lekker!
De wereld van insecten draait om geuren. Gebruik daarom geen parfum als je gaat wandelen of tuinieren, want dan komen ze op je af.