“Fietsen is een soort verslaving voor mij.”
Voor wielerliefhebbers is de naam Cindy Pieters wellicht geen onbekende, want deze sportvrouw verzamelde tijdens haar tienjarige profcarrière heel wat titels op haar palmares. Ze werd Belgisch kampioen op de weg (1999), Belgisch kampioen in het tijdrijden (2002), derde in de Waalse pijl (1999), won het Jongerenklassement in de Ronde van Italië (1998) en behaalde meerdere ereplaatsen op Belgische kampioenschappen. In 2000 vertegenwoordigde ze België op de Olympische Spelen van Sydney.
Intussen rijdt Cindy geen wedstrijden meer, maar de passie voor het fietsen is er nog steeds. “Ik rij nog altijd ritten tot 170 kilometer. Er gaat geen vrije dag voorbij zonder fietsen of sporten. Fietsen geeft mij een energieboost. Ik voel mij er fitter door en geniet van het buitenzijn. Het is een soort verslaving geworden voor mij. Ik koers al sinds mijn dertiende en kan niet meer zonder.”
Dit zijn Cindy’s tips voor wielrenners:
“Ik werk vier dagen op zeven. De drie andere dagen zit ik op de fiets. Het liefst rij ik ’s ochtends en vertrek ik al om acht uur. Dan leg ik 90 tot 170 kilometer af. Als ik met mijn fietsvrienden rij, maak ik lange ritten. Tijdens solotrainingen rij ik ‘kortere’ afstanden. Zo’n korte rit is nog steeds 100 kilometer, gemiddeld aan zo’n 28 kilometer per uur. En op een rustdag ga ik bijvoorbeeld 5 kilometer joggen, zodat ik toch een beetje beweging krijg. In het najaar en de winter zit het weer regelmatig tegen. Dan combineer ik het fietsen met lopen en fitness om mijn conditie te onderhouden.”
“Vroeger had ik een trainer en volgde ik een schema, nu train ik op het gevoel. Heb ik een goeie dag, dan fiets ik wat meer kilometers. Op een mindere dag rij ik rustiger. Ik draag een hartslagmeter maar kijk er tijdens de training nooit op – dat doe ik pas als ik thuis ben.”
“Het is belangrijk om naar je eigen lichaam te luisteren. Lukt het eens niet goed? Verplicht jezelf dan niet om die geplande 100 km te doen maar durf vroeger af te slaan. Vroeger deed ik dat niet, met als resultaat dat ik vaak overtraind was en mijn lichaam overbelast. Intussen ben ik niet langer te trots om mijn trainingsplannen aan te passen aan hoe ik mij voel.”
“Extra motivatie nodig? Fiets met vrienden! De groep vrienden waarmee ik al jaren fiets bestaat volledig uit mannen - ik ben dus de enige vrouw. Meestal zijn we met 8 à 10 personen. Het tempo ligt redelijk hoog, maar we zijn aan elkaar gewaagd. Het geeft zoveel voldoening als ik in topconditie ben en hen kan blijven volgen of eraf kan rijden op een helling!”
“Vroeger stopte ik onderweg nooit, maar tegenwoordig wel. Dan houden we met de groep halt bij een terras om er eentje te drinken. Die gezelligheid hoort erbij, ook dat is ontspanning. Die mannen drinken dan een trappist en ik bestel de kleine versie, want ik kan niet goed tegen alcohol. We trainen hard, maar ook tijdens het fietsen wordt er gebabbeld en gelachen. Dat amusement en het samenzijn met vrienden maakt het eens zo plezant.”
“Fietsen is een sociale sport, vind ik. Je leert op de fiets veel mensen kennen. Ik babbel tegen iedereen - dus als je mij onderweg tegenkomt, is de kans groot dat ik vraag waar je naartoe rijdt.”
“Ik fiets ook regelmatig alleen. Dan geniet ik van de stilte en de omgeving. Ik heb eigenlijk nog nooit met muziek gereden.”
Cindy Pieters blijft tot vandaag de enige Belgische vrouw op het podium van de Waalse pijl.
“Ik kies mijn fietsroutes op Strava. Bij de betalende versie van Strava kan je routes van andere fietsers overnemen. Handig! Die volg ik dan op mijn fiets-gps.”
“Regelmatig rij ik vanuit Sint-Niklaas in de richting van Sint-Lievens-Houtem, Halle, Geraardsbergen… Daar is het heuvelachtig. Ik ben echt een klimmer en rij het liefst van al bergop. Vlak fietsen vind ik maar saai. Heuvelend is leuker!”
“Ik kom oorspronkelijk uit Oostduinkerke. Zodra ik enkele dagen vrijaf heb, breng ik het weekend door bij mijn familie aan de kust. Dan fiets ik de Franse grens over of rij ik het Heuvelland in, waar het landschap licht golvend is.”
“In het voorjaar van 2023 heb ik La Flèche de Wallonie in Spa gereden. Daar heb ik voor getraind, zodat ik in goede conditie was om bergop te rijden. Ik kan enorm genieten van dat afzien, en als het vanzelf lijkt te gaan omdat mijn conditie zo goed is, voelt dat fantastisch. Soms kies ik een sportdoel, maar soms ook jaren niet. Ik wil niet dat het weer een verplichting wordt, want in combinatie met mijn werk is dat niet evident.”
“Ik kan een boek schrijven over zadelpijn.”
“Er bestaat geen slecht weer om te gaan fietsen, enkel slechte kleren. Vroeger fietste ik door elk weer. Maar als het tegenwoordig regent, vertrek ik niet. Dan rij ik liever binnen op de rollen, ga ik lopen of fitnessen. Bij wisselvallig weer vertrek ik als het droog is, en neem ik een regenjas mee. Die moet waterdicht zijn en toch goed ademen, want anders word ik alsnog nat van het zweet.”
“Voor een fietsbroek is een goed zeem enorm belangrijk. Dat verschilt echt per fietsbroek, dus zoek uit wat voor jou het best zit. Let ook op de naden in de fietsbroek, want die kunnen irritatie veroorzaken. Ik kan intussen een boek schrijven over zadelpijn en zemen, haha.”
“Vroeger droegen mannen en vrouwen dezelfde fietsbroeken. Nu bestaan er gelukkig aparte modellen voor dames, specifiek afgestemd op het vrouwenlichaam. Castelli en Bioracer hebben bijvoorbeeld goede fietsbroeken voor vrouwen.”
“Fietskleding moet mooi aansluiten. Een te grote fietsbroek zal meer schuren, met irritatie tot gevolg.
Kies voor sneldrogende kledij van een lichte, synthetische stof. Draag nooit katoenen kleding om te fietsen, want dat neemt zweet op en blijft nat. Dat geldt trouwens ook voor fietssokken.”
“Ik draag àltijd een sportonderhemd, ook in de zomer.”
“Ik draag tijdens het fietsen àltijd een sportonderhemd, ook in de zomer - behalve als het kwik boven de 30 graden stijgt. Zo’n onderhemdje voert zweet beter af en helpt je lichaam om je juiste temperatuur te behouden. Zonder onderhemd wordt je fietsshirt sneller nat. En als je dan even uit de zon rijdt, koelt je lichaam meteen af, terwijl je met een sportonderhemd mooi op temperatuur blijft.
Sportonderhemdjes bestaan ook in superlicht materiaal zonder mouwen, ideaal voor in de zomer. En als het buiten kouder wordt, trek ik een dikker hemdje aan met korte of lange mouwen. In de winter draag ik over mijn fietsshirt een windstopper. In mijn kast zit meer sportkledij dan gewone kledij.”
“Als ik ga lopen draag ik tijdens de zomer een sneldrogende technische t-shirt. In de herfst en winter vervang ik dat shirt door een sportonderhemd.”
Het weer bepaalt voor een groot stuk welke kleding je aantrekt. Door te kiezen voor het drielagensysteem hou je je temperatuur perfect op peil. Elke laag in je uitrusting heeft z’n eigen functie. Door die functies met elkaar te combineren, ontstaat de ultieme vorm van draagcomfort.
Basislaag: technisch ondergoed houdt je droog en geeft basiswarmte.
Tussenlaag: een fietsshirt houdt je lichaamswarmte vast en voert je transpiratie af.
Buitenlaag: een windstopper of jasje beschermt je tegen regen, wind en sneeuw.
“’s Ochtends eet ik havermout. Dat geeft een verzadigd gevoel en levert langzame koolhydraten. Voor een wedstrijd is dat geen aanrader wegens te veel vezels – dan zijn wit brood of witte pasta een betere keuze – maar voor een training is het een prima keuze. En als ik een zware rit gepland heb, eet ik de avond voordien pasta.”
“Vroeger was ik geobsedeerd door voeding. Ik eet nog steeds heel gezond, maar weeg het niet meer af. Ik kies voor gezonde voeding, gezonde vetten en voldoende maaltijden. En ik durf ook wel eens te zondigen met pizza.”
“Om mijn bloedsuikerspiegel stabiel te houden, sla ik nooit maaltijden over. Anders krijg ik een suikerdip en snakt mijn lichaam naar zoet. Met drie maaltijden en twee tussendoortjes per dag blijft mijn suiker stabiel. Net voor een lange rit, eet ik soms nog een Powerbar.”
“Voldoende eten is ook tijdens het fietsen belangrijk. Veel mensen vergeten te eten en krijgen dan hongerklop. Op een rustige duurtraining neem ik zelden sportgels mee, maar kies ik voor vaste voeding zoals sportcake of energybars. Die van Wcup zijn mijn favoriet.”
“Als ik met de groep ga rijden en ze vlammen, neem ik wel een sportgel. Dat komt sneller in je lichaam terecht dus je voelt snel het effect. Ik kies meestal voor sportgels van Powerbar of Overstim’s. Die van Powerbar zijn meer vloeibaar, die van Overstim’s zijn heel vast.”
“Voldoende drinken is heel belangrijk. Ik neem op een fietstocht nooit water mee – altijd sportdrank. Tijdens het fietsen moet je voldoende mineralen en energie binnenkrijgen en sportdrank helpt daarbij.”
“Binnen de twee uur na een training moeten je koolhydraten en eiwitten terug aangevuld worden, om spierherstel te bevorderen. Dat behoort tot de essentiële verzorging van het lichaam. Ik eet na thuiskomst een boterham met kaas.”
“Stretchen doe ik eigenlijk niet echt. Tijdens mijn jaren als profwielrenner werd ik elke week door de kinesist gemasseerd, maar tegenwoordig doe ik dat zelf met een foam roller. Dat werkt supergoed! Afhankelijk van hoeveel spierpijn ik heb, ga ik mijn hamstrings of kuiten te lijf.”
“Na een training is het belangrijk om voldoende rust te nemen. Als prof ging ik vaak een uurtje slapen na een training, maar dat past tegenwoordig niet in de planning. Soms ga ik plat op de zetel liggen, vooral als het koers is op tv. Andere keren scroll ik door Strava of analyseer ik mijn gegevens. Tijdens mijn training kijk ik niet op Strava maar achteraf check ik wel graag wat ik gedaan heb.”
“In mijn hartslagmeter heb ik mijn gegevens ingevoerd, van gewicht en lengte tot trainingsniveau. Het toestel berekent op basis daarvan zelf welke hartslagzones voor mijn lichaam van toepassing zijn: duurtraining, intensieve duur, weerstand, recuperatie. Na mijn training kan ik makkelijk zien hoeveel tijd ik in welke hartslagzone gezeten heb. Als ik bijvoorbeeld te lang in de intensieve zone zit, signaleert een hartslagmeter van Garmin en Polar vanzelf dat het verstandiger zou zijn om wat meer in de duurtraining-zone te trainen. Daar word ik beter van, dat verhoogt mijn niveau.”
“Ik ben een freak in fietsonderhoud.”
“Ik ben een freak in fietsonderhoud. Na bijna elke training poets ik mijn fiets. Met een vod verwijder ik het vuil van mijn ketting. Daarna reinig ik mijn fiets met water en een heel klein beetje afwasmiddel, spoel ik ‘m af en wrijf ik ‘m droog. Mijn fietsketting smeer ik met wax, dat kruipt het best tussen de schakels. Vroeger gebruikte ik olie, maar sinds ik wax ontdekt heb, ben ik fan.”
“Mijn fiets heeft schijfremmen. Ik controleer tijdens een fietsonderhoud ook mijn remblokjes, want die slijten supersnel door al dat bergop en bergaf rijden.”
“Tot slot de belangrijkste tip van allemaal: GENIET van het fietsen!”
Heuvelland: “Een prachtige streek met veel hellingen. Het is er rustig en er zijn veel kleine baantjes. Superleuk om daar te fietsen! Het Heuvelland heeft een bepaalde charme, ik ben er altijd verzot op geweest. Bij ons aan de kust was alles vlak, dus mijn papa voerde mij als jonge fietser regelmatig naar het Heuvelland zodat ik er rond Kemmel kon trainen en bergop kon fietsen.”
Cap Gris Nez & Cap Blanc Nez: “Hier rij ik graag met de gravelfiets. Indrukwekkend landschap met krijtrotsen en open vlaktes. En je verwacht het misschien niet, maar ook hier fiets je behoorlijk wat hellingen op en af. De hellingen zijn er langer dan in het Heuvelland. Dit is eigenlijk een onderschatte streek voor fietsers.”
De rand van Brussel: “Regelmatig rij ik naar Affligem, Asse, Schepdaal, Huizingen... Het is een groene streek met veel mooie hellingen. Met mijn fietsvrienden ben ik in het voorjaar naar het Hallerbos gefietst om het paarse tapijt van hyacinten te zien – pràchtig was dat!”