Sommige lopers trekken de natuur in met kaart en kompas, om zo snel mogelijk een omloop af te leggen. Benieuwd naar oriëntatielopen?
Wist je dat oriëntatielopen ontstond aan het einde van de 19e eeuw? Oorspronkelijk ging het om een militaire oefening in Scandinavië. Maar pas toen er in de jaren 30 meer betrouwbare kompassen op de markt verschenen, won de discipline aan populariteit.
Bij oriëntatielopen wordt zo snel mogelijk een route afgelegd die niet is aangeduid op een kaart. Van start tot eindmeet passeer je als oriëntatieloper een aantal gemarkeerde punten. De route daartussen? Die mag je helemaal zelf uitstippelen.
Leuk weetje: deze sport wordt ook per mountainbike, kano en zelfs al skiënd gedaan.
Naast de fun en de uitdaging, is er nóg een argument van formaat om aan oriëntatielopen te doen. Wetenschappers toonden al eerder aan dat lichaamsbeweging goed is voor lichaam en geest. Maar een nieuwe studie* bracht een verrassende conclusie aan het licht: oriëntatielopen helpt je geheugen te verbeteren. Wil je dus nooit meer vergeten waar je je autosleutels hebt gelegd? Hup, lopen maar met dat kompas. Grapje, zo eenvoudig is het natuurlijk niet. Maar oriëntatielopen blijkt wél uitstekende geheugentraining.
Vaardigheden die je tijdens het oriëntatielopen traint, zoals de weg vinden in een omgeving, komen handig van pas in het dagelijkse leven. Denk maar aan een autorit, of het terugvinden van je hotel tijdens een citytrip. In beide gevallen is het belangrijk om de best mogelijke route te bepalen – en dat is een belangrijke oefening voor je hersenen.
Wist je dat je hersenen een specifiek deeltje hebben dat instaat voor ruimtelijke oriëntatie en geheugenvorming? Dat stukje heet de hippocampus, ook wel gekend als de ‘kaartlezer van de hersenen’. Naarmate we ouder worden, wordt onze hippocampus kleiner. Maar de combinatie van sport en navigatietraining (zoals bij oriëntatielopen) kan zorgen voor een vergroting van de hippocampus, ofwel: een beter ruimtelijk geheugen.
Als oriëntatieloper ga je niet met een standaard wegenkaart op pad, maar gebruik je een speciale oriëntatiekaart. Wereldwijd worden dezelfde symbolen gebruikt voor deze kaarten.
Het grootste verschil tussen een ‘gewone’ kaart en een oriëntatiekaart is hoe gedetailleerd die laatste is. Terwijl andere kaarten zich beperken tot de wegen, waterlopen en enkele highlights, gaat een oriëntatiekaart veel verder: het is juist de bedoeling dat lopers de gebaande paden verlaten, dus zijn deze kaarten erop gericht om de lopers te helpen. Het reliëf wordt meer uitgewerkt en de doorloopbaarheid van het gebied wordt volledig in kaart gebracht door middel van kleuren:
• Wit betekent dat je vlot door het terrein kan lopen.
• Groen weerspiegelt de doorloopbaarheid van een bos. Hoe meer groen op de kaart, hoe moeilijker om door dit gebied te lopen.
• Geel geeft open gebieden aan, zoals weiden, akkers, zandvlakten.
• Blauw staat voor water. Hoe blauwer de kaart, hoe natter het terrein. Water met een zwart lijntje eromheen is ondoorwaadbaar: rondlopen of een brug vinden is dan de boodschap.
• Bruine lijnen duiden op oneffen terrein en symboliseren hoogteverschillen.
• Een zwarte lijn betekent een afsluiting die je niet kan passeren. Daarnaast worden de meeste kaarttekens in het zwart weergegeven: spoorwegen, rotsen, hoogspanningen…
• Een paarse cirkel duidt een controlepost aan tijdens een wedstrijd.
Met je kaart in de hand pluis je met behulp van je sporthorloge of kompas het beste parcours uit om je bestemming zo snel mogelijk te bereiken.
De juiste essentials maken oriëntatielopen een pak eenvoudiger én leuker. Dit heb je best bij:
• De juiste loopschoenen of trailschoenen, om blessures en gebrek aan comfort te vermijden
• Een run-proof outfit, wat betekent: loopshirt en eventueel een loopjasje
• Een slim drinksysteem, zoals dat van CamelBak
• Reflectiemateriaal, zodat je steeds zichtbaar blijft
• Een navigatietoestel zoals een sporthorloge of een kompas
Kies een route en bereid je voor op een heus avontuur!
Benieuwd geworden naar oriëntatielopen? Wij testen het voor je uit. We zochten online een oriëntatiekaart uit en besloten die uit te proberen tijdens onze eigen oriëntatielooptocht. De gekozen kaart verduidelijkt meteen dat het oppassen geblazen is: tussen begin- en eindpunt liggen meer obstakels dan goed is voor een beginnend oriënteringssporter. De bruine cirkel op de kaart verraadt bijvoorbeeld een heuvel op de weg, terwijl het groene vlak met blauwe lijnen dan weer duidt op een moerassig bos. De zwarte lijn betekent een afsluiting die je niet kunt passeren. Kompas in de aanslag en zoeken naar een route die wél haalbaar is, dus.
Dat oriëntatielopen niet alleen een goede fysieke conditie maar ook hersenwerk vergt, wordt al snel duidelijk. Het ongelijke reliëf verplicht ons om alternatieven te zoeken. Een pad garandeert wel de grootste kans op succes, maar levert ook vaak een knoert van een omweg op. Dwars door bos en wei dan maar? Het mag alleszins, want bij een georganiseerde oriëntatieloop mag je platgetreden paden voor één keer verlaten. Na ruim een kwartier herkennen we de eerste paal met rood-witte markering. Triomfantelijk zetten we een knip in onze controlekaart.
In deze recreatieve loop strijden we niet zozeer tegen elkaar of tegen de tijd, maar proberen we gewoon het parcours correct af te leggen. In tegenstelling tot de ervaren rotten die zich hebben inschreven voor het meest uitdagende traject. Zij lopen alsof hun leven ervan afhangt en zetten de tegenstander graag op het verkeerde been. Voor ons werd het vooral een sportieve meting die we na twee uur tot een goed einde brachten. In die tijd hebben we vijftien oriënteringspalen in de juiste volgorde gelokaliseerd én kregen we de smaak van deze sportdiscipline te pakken.
*Bron: PLOS ONE